Collumn Mei 2022 : "Bos holt veur de deur"

 


  • Bos holt veur de deur…

    Tegenwoordig mot ie uutkieken waj zegt, of ie kriegt hordes hellig volk die tegen oe keert…. ‘Tis de wereld op oe kop, betuttelend corrupt Den Haag die zich overal met mee wil bemoeien, wat ie zegt, vret en of zoept…Ik doe d’r niet an met…NU niet, Morgen niet, NOOIT niet !!
    NU..disse titel…Ik heb oe andacht, gelukt.. machtig-fijn. Weest gerust, het was gin lokkertje. Disse column geet inderdaad oaver flinke jetsers, stevige jopen, grote memmen, enorme voorgevels, uut de kluiten gewassen prammen, een ferm bos holt veur de deur. Enfin, u weet wat ik bedoel. Veur de vrouwelijke lezer is dit overigens nog een goed moment um te stoppen met leazen, als u zich ongemakkelijk vuult bi-j het thema. Ik gif het maar meteen toe. Ik kiek zelf ook graag. Doar ben ie kearl veur, het zit in de genen. Het mót. Zelfs als ie het niet mooi vind.
    Toch verbaas ik me doar nog wel ens oaver. Laatst komt er zo’n kolossaal slagschip langs het terras waar ik me – nog even voor de goede orde – absoluut niet tot aangetrokken vuul. Om me hen valt de gesprekken stil. Van de gezichten is ontsteltenis en ontzag af te leazen. Een ogenblik later doemt ze ook in mi-jn ooghoeken op. Twee grote glimmende skippyballen. En dan mot ik toch… – heel ff – kieken. Ik bûn veurbereid maar toch schrik ik. Oh, mien god, wat bûnt ze groot! Niet per se mooi of zo, maar gloepens , wat een enorme dingen. Even stokt mien ademhaling en met alle macht richt ik mien andacht op het bierviltje veur me. Maar het is sterker dan mi-j. Ik mot nóg een keer kieken. Um het af te kunnen sluut’n. Ik kiek. Ik staar. Mien mond valt open. En precies op dat moment, kiekt ze me recht in de ogen an.
    In haar ogen brandt de blik van een roofdier dat plotseling haar prooi ontdekt. Ik bûn betrapt. Ik kiek… dus ik wil. Langzaam verandert de massa vrouw van koers, in mien richting. De borstpartij slingert in harmonie met. Bierglazen word uut handen geslagen. Kinderen komt in de verdrukking. De complete kroeg buugt als een boeggolf uuteen. Haar blik holt me vast terwijl ze recht op me af kruust. In gedachten word ik al fijn gedrukt. Het angstzweet brekt me uit.
    Net op tijd weet ik me te herpakken. Ik ruk mien blik los en duuk tussen de mensen. Laag bli-jven mot ik. Gebruuk maken van haar belemmerde gezichtsveld. Vlakbi-j komt ze tot stilstand. Met de handen in de zij kiekt ze om zich hen. Niet omlaag kieken, nu, alsjeblieft. Gelukkig, ze ziet me niet meer. Met een verontwaardigde ruk dreajit ze zich om. Er klinkt een massieve klets. Een onschuldige cafébezoeker geet neer, vol geraakt door haar zwaaiende boezem. Roerloos bli-jft hij liggen op de grond. Hij is knock-out, maar um zijn mond krult een gelukzalige glimlach.
    GoedGoan & Amen

  •